HKSV

Hengelose Kleindieren Sportfokkers Vereniging

Bennie Veldhuis

Even voorstellen: Bennie Veldhuis

” Speciale roosters op de vloer zorgen er voor dat de duiven schoon blijven en de hokken op zich makkelijk schoon te maken zijn”

Hoe het begon

Bennie Veldhuis, geboren 27-06-1944 is al sinds 1960 lid van de HKSV en is daarmee van de actieve leden het langst lid van onze vereniging. In 1956, op 12-jarige leeftijd begon de interesse voor duiven te komen. In eerste instantie voor postduiven, maar de ouders van Bennie hadden niet erg veel op met de postduivensport. De vader van Bennie regelde voor hem via een collega echter wel een koppeltje sierduiven. Deze witte Pauwstaarten kregen echter nooit jongen.

In de schoolvakanties ging Bennie samen met kameraden op pad en werden diverse koppeltjes duiven geregeld. In 1960 zaten er Pauwstaarten, Raadsheren en Meeuwtjes op het hok en besloot hij lid te worden van de toenmalige H.P.K.V. (waaruit later de HKSV is ontstaan) en stuurde hij voor de eerste keer in op de tentoonstelling van deze vereniging.
Door ruimtegebrek moest er een keuze worden gemaakt en bleven alleen de Pauwstaarten over. In eerste instantie alleen witte Pauwstaarten, maar in de loop der tijd kwamen daar andere kleurslagen bij. In 1964 besloot Bennie ook lid te worden van de O.S.V. (Oostelijke Sierduivenfokkers Vereniging) en in 1965 werd hij ook lid van de Pauwstaartclub.
Tot de dag van vandaag zijn de Pauwstaarten nog steeds in zijn hokken aanwezig, maar ze hebben gedurende de jaren toch gezelschap gehad van andere rassen. Saksische Vleugelduiven en IJsduiven zijn gekomen maar ook weer gegaan. Oud Duitse Meeuwen en de Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars zijn gekomen en gebleven……

Welke rassen fok je mee

Momenteel heeft Bennie dus drie rassen in de hokken: Pauwstaarten zijn aanwezig in alle één- kleurige variëteiten (dus alle kleuren behalve de kleurstaarten en de schilden), de Oud Duitse Meeuwen in de kleurslagen blauw, blauwzilver en geelzilver en de Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaars in de kleuren kite en almond. Uiteraard waren we nieuwsgierig waarom voor deze rassen is gekozen.

De Pauwstaart: Volgens Bennie één van de moeilijkste rassen om te fokken binnen het immense sierduivenpalet. Het is erg lastig om bij dit ras het juiste type vast te houden (het Pauwstaart type is recessief aan het veldduiven type) op het moment dat je bezig bent met het verbeteren of creëren van kleuren. Toch is dit wat Bennie het meest aanspreekt binnen de sierduivensport, waarbij een goede kennis van erfelijkheidsleer absoluut noodzakelijk is. Het leuke aan de Pauwstaart vindt Bennie de grote staart en de verscheidenheid aan kleuren.

Het nadeel van dit ras is dat het veel verzorging vraagt, deze verzorging erg arbeidsintensief is en dat het aantal jongen per fokkoppel over het algemeen tegenvalt. De belangrijkste selectiepunten bij de Pauwstaart zijn het type en de staart, waarbij de staart voor een goede doorfok toch minimaal 36 pennen moet tonen. Bij de beoordeling licht ook de nadruk op deze onderdelen; de kwaliteit van de kleur zelf is bij de Pauwstaart eigenlijk ondergeschikt.

De Oud Duitse Meeuw: Deze zijn eigenlijk in het hok gekomen dankzij zijn vrouw Corrie. Corrie vond vroeger de boerenmeeuwtjes erg leuk. Deze Oud Hollandse Meeuw is door de jaren heen steeds forser geworden. De Oud Duitse Meeuwtjes zijn qua type en grootte nog steeds goed te vergelijken met de vroegere meeuwtjes, waardoor de keuze op dit ras is gevallen. Sinds 1982, toen de eerste dieren uit Duitsland zijn gehaald, dus het tweede ras dat aanwezig is in de hokken. De belangrijkste selectiepunten bij het Oud Duitse Meeuwtje zijn het type en de kop, gevolgd door de kleur en de tekening. Het is een leuk, actief duifje dat goed wil broeden en daarom ook zeer geschikt voor kinderen die het leuk vinden om sierduiven te gaan houden.

Engelse Kortvoorhoofd Tuimelaar (EKV): Een kennis van Bennie heeft hem als geintje een koppeltje cadeau gedaan. Het feit dat dit koppeltje de kleur almond had kwam Bennie echter wel heel goed uit. Hij was bezig met het creëren van deze kleurslag op de Pauwstaarten en daaraan konden deze dieren een prima bijdrage leveren ( de kleur almond ligt genetisch erg vast bij de EKV’s). Na zeven jaar was het zover; de Pauwstaart in de kleur almond kon ook worden toegevoegd aan het kleurenscala………… maar de EKV’s zijn zelf ook gebleven. De belangrijkste selectiepunten voor het ras zelf zijn type en kop, gevolgd door de kleur.

Welke speciale voorzieningen heb je in je hokken

De sierduiven zitten bij Bennie in ruime, goed geventileerde hokken. Speciale roosters op de vloer zorgen er voor dat de duiven schoon blijven en de hokken op zich gemakkelijk zijn schoon te maken. Door het jaar heen zijn er gemiddeld 120 sierduiven in de hokken. Bennie mengt zijn eigen voer dat door de aanwezigheid van de EKV’s iets minder grof is dan het normale sierduivenvoer. Aangezien de snavel van de EKV’s een stuk korter is dan van veel andere rassen, kan dit duifje de grove zaden (vooral de mais en de peulvruchten) niet eten.

 

 

 

 

 

Hoe gaat het voeren van deze rassen

Vanzelf komen we op het voeren van de jongen door kortsnavelige rassen. Bennie vertelt dat de EKV’s de eerste zeven dagen zelf hun jongen kunnen voeren, maar dat het daarna niet meer mogelijk is en er veel voer verloren gaat. Op dat moment moeten de jonge duiven dus worden ondergebracht bij “pleegouders” met een lange snavel, die deze jongen wel verder groot kunnen brengen. Tijdsplanning is bij de fok van EKV’s dus erg belangrijk; je moet zeker weten dat op het juiste moment pleegouders beschikbaar zijn.

Binnen de HKSV heeft Bennie in de loop der jaren diverse functies bekleed (voorzitter, secretaris, tentoonstellingssecretaris) en als dank voor alle inspanningen is hij enige jaren geleden benoemd tot erelid van onze vereniging. Ook is hij nog steeds actief als keurmeester, maar alleen voor het ras Pauwstaarten. Over de reden waarom hij alleen de bevoegdheid voor de Pauwstaarten heeft gehaald, is hij heel duidelijk: De Pauwstaart is binnen de grote verscheidenheid van sierduivenrassen een ras dat lastig te beoordelen is. Om dit goed te kunnen doen is veel eigen praktijkervaring nodig en deze kennis is slechts bij heel weinig sierduivenkeurmeesters aanwezig.

 

Tekst en foto’s: Peter Oude Groothuis en Han Bouwmeester